Sociale verkiezingen: ongepaste kandidaatstelling?

Gepost op 7 december 2023
Vorig Volgend
De procedure voor de verkiezing van de Ondernemingsraad (EC) en het Comité voor Bescherming en Preventie op het Werk (CPPT) begint in december 2023 en eindigt in mei 2024. Tijdens deze verkiezingen kunnen werknemers in de verleiding komen om zichzelf...

De procedure voor de verkiezing van de Ondernemingsraad (EC) en het Comité voor Bescherming en Preventie op het Werk (CPPT) begint in december 2023 en eindigt in mei 2024.

Tijdens deze verkiezingen kunnen werknemers in de verleiding komen om zichzelf kandidaat te stellen om te profiteren van de wettelijke ontslagbescherming. Afgezien van de duur genieten kandidaten dezelfde bescherming als gekozen vertegenwoordigers: kort gezegd kunnen ze alleen worden ontslagen om economische redenen die zijn erkend door het paritair comité of om ernstige redenen die zijn erkend door de rechtbank. Als de procedure niet wordt gevolgd, moet de werkgever 2, 3 of 4 jaar loon betalen, afhankelijk van de anciënniteit van de werknemer (-10, tussen 10 en 20 en meer dan 20), waarbij zijn loon tot de volgende sociale verkiezingen moet worden opgeteld, d.w.z. maximaal 4 jaar loon (als de werkgever weigert hem te herplaatsen). In totaal dus 8 jaar loon in het slechtste geval…

In de context van bedrijven in moeilijkheden of in herstructurering, of in het geval van een latent conflict, is dit een goede reden om zich kandidaat te stellen.

Maar zoals bij elk recht, mag het passief kiesrecht niet misbruikt worden, zoals bevestigd door het Hof van Cassatie in een arrest van 5 maart 1984.

Dit is het geval wanneer uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat de kandidaatstelling als enige of belangrijkste doel heeft om bescherming te genieten, waardoor de kandidaatstelling wordt afgeleid van haar legitieme doel, namelijk de uitoefening van een mandaat om werknemers te vertegenwoordigen. Rechterlijke toetsing moet daarom marginaal zijn.

Zo kan de kandidatuur van een langdurig zieke werknemer soms als misbruik worden beschouwd, vooral omdat kandidaat zijn impliceert dat je het mandaat kunt uitvoeren. Maar de jurisprudentie is niet uniform.

Een werknemer die openlijk zijn desinteresse heeft laten blijken en die solliciteert op de dag nadat zijn afdeling heeft aangekondigd dat hij zal worden ontslagen, zou kunnen vinden dat zijn sollicitatie als oneerlijk is beschouwd. Toch zou de rechtbank de aankondiging van de herstructurering kunnen zien als de aanleiding voor een uitgesproken pro-vakbondsgevoel.

De rechtbanken hebben ook geoordeeld dat het feit dat een kandidaat nooit eerder actief is geweest in het verdedigen van zijn of haar collega's geen misbruik vormt.

Zij zijn van mening dat het aan de erkende vakbondsorganisaties, die de kandidaturen indienen, is om de geschiktheid van deze kandidaturen en het risico voor hun aangeslotenen van onvoldoende gemotiveerde kandidaten te beoordelen.

Ten slotte is het des te moeilijker om misbruik van het passief kiesrecht aan te tonen, aangezien de persoon die zich hierop beroept het bewijs moet leveren. Speculaties en schattingen over de inzet van de kandidaat zijn niet genoeg. Er moet onomstotelijk worden vastgesteld dat het enige of belangrijkste doel van de kandidaatstelling is om zichzelf te beschermen en dat het zeker of bijna zeker is dat het mandaat niet zal worden uitgeoefend.

Dit is geen eenvoudige zaak, wat verklaart waarom kandidaturen slechts in minder dan 20% van de gevallen worden verworpen.

Gelinkte publicaties